Onderzoek: Drie bedrijven samen goed voor 95 procent bpm-bezwaren
Jaarlijks ontvangt en behandelt de Belastingdienst sinds 2017 ongeveer 3.500 tot 4.500 bezwaarschriften. Drie no cure, no paybedrijven zijn daarbij goed voor ongeveer 95 procent van alle procedures. Dat stellen onderzoeks- en adviesbureau Breuer & Intraval en juridisch en bestuurskundig advies- en onderzoeksbureau Pro Facto. Zij deden onderzoek in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
In de onderzochte vier jaar zijn door de Belastingdienst 11.993 bezwaren afgehandeld. In iets minder dan de helft (46%) van de gevallen is de bezwaarmaker (gedeeltelijk) in het gelijk gesteld. De Belastingdienst heeft in de onderzochte periode 5.450 bezwaren afgewezen. Vorige week meldde het ministerie van Financiën al dat tussen de 40 en 50 procent van de totaal beschikbare capaciteit van mensen die zich met de bpm bezighouden, wordt ingezet op het behandelen van bezwaarschriften en juridische procedures rond de bpm.
Kostenvergoedingen
Het aandeel van de no cure, no pay-bedrijven in de bezwaar- en beroepsprocedures is ten minste 95 procent. De voor het onderzoek geïnterviewde rechters noemen drie van dit soort bedrijven die de procesgang domineren; andere partijen spelen niet of nauwelijks een rol. Jaarlijks keert de Belastingdienst gemiddeld 900 duizend euro aan kostenvergoedingen uit, waarvan een vijfde vanwege geleden immateriële schade, omdat er door de Belastingdienst en/of rechtbank termijnen zijn overschreden.
De onderzoekers melden ook dat er in 2017 met enkele no cure, no pay-bedrijven vaststellingsovereenkomsten zijn afgesloten, waarin ten minste 3.295 bezwaren zijn toegewezen voor een totaalbedrag van 8,5 miljoen euro.
Weinig vat op instroom
In een reactie op het onderzoek meldt Sander Dekker, minister voor Rechtsbescherming, dat de Belastingdienst weinig vat heeft op de instroom aan bezwaren, omdat het veelal gaat om bezwaren tegen de eigen aangifte en in mindere mate om bezwaren tegen naheffingsaanslagen van de inspecteur. “De onderzoekers stellen vast dat het rekken van de juridische procedures een wezenlijk onderdeel is van het verdienmodel van ncnp-bedrijven. Als procedures langer duren, neemt de aanspraak op immateriële schadevergoedingen toe, en is het rendement voor het ncnp-bedrijf hoger”, schrijft Dekker.
Dekker meldt dat er ncnp-bedrijven zijn die altijd in bezwaar, beroep, hoger beroep of zelfs altijd in cassatie gaan, waarbij vaak ook dezelfde bezwaargronden worden ingediend. “Zelfs als de Hoge Raad uitsluitsel heeft gegeven op bepaalde punten, blijven deze gronden als standaard passages terugkomen in de bezwaar- en beroepschriften.”
Speciaal team
Het rapport stelt vast dat er één ncnp-bedrijf is dat veel procedeert over de bpm. Daarvoor heeft de Belastingdienst een speciaal team ingericht dat zich uitsluitend richt op het behandelen van deze bezwaarschriften- en beroepsprocedures.
Er worden geen namen genoemd in het rapport, maar het gaat hier waarschijnlijk om Netcar, het bedrijf van Joost Verhoeven. Verhoeven voert al enkele jaren een verbeten strijd uit met Belastingdienst en rechtspraak (zie kader ‘Verhoeven versus de Staat’). Verhoeven stelt in een reactie aan Automotive dat het rapport alleen bedoeld is om het “eigen straatje schoon te vegen”. Hij kan naar eigen zeggen alleen geld verdienen als de Belastingdienst onrechtmatig handelt. “Als de Belastingdienst de burger niet zou oplichten zou ik geen bestaansrecht hebben.” In het rapport schrijven de onderzoekers dat de ncnp-bedrijven de verminderde bpm niet altijd doorgeven aan de importeurs van de auto. “Wat anderen doen weet ik niet, sommigen vragen een percentage van de betwiste belasting, maar wij doen dat bewust niet”, zegt Verhoeven.
Verhoeven versus de Staat
De Rechtbank van Gelderland ontzegde Verhoeven vorig jaar de toegang in verband met ongewenst taalgebruik. Verhoeven ging hierop in beroep. De Rechtbank stelde daarbij aan de Hoge Raad de prejudiciële vraag of Verhoeven voor drie jaar kan worden geweigerd wegens beledigende, smadelijke en bedreigende taal in de processtukken. Advocaat-Generaal (AG) Peter Wattel verzocht de Hoge Raad om Verhoeven voorlopig te weigeren in een rechtszaal. Verhoeven noemde daarop Wattel “een zielig mannetje, onderdeel van een intens criminele organisatie”. De Hoge Raad volgde het advies van Wattel niet en stelde dat een verbod niet wenselijk is op basis van bestaande wetgeving, maar de raad geeft de rechter wel de vrijheid om Verhoeven te weigeren.
Aanpassingen
Om deze importproblemen te tackelen heeft het kabinet onder andere gekozen voor een adviesrol van de RDW in het toezichtsmodel rond import. Een belangrijke wijziging betreft de aanpassing van het belastbaar feit, waardoor er tussen inschrijving en bpm-aangifte minder tijd zit en er dus geen beroep gedaan kan worden op een afschrijving door veroudering. Ook komt er een handleiding met daarin een beschrijving hoe om te gaan met schades.
Een belangrijk element is hierbij een andere inrichting van de administratie. Dekker wil inzicht krijgen in welke procedures beter wel of niet gevoerd kunnen worden. “Uit de administratie moet in de toekomst inzichtelijk worden welke grieven worden ingediend, welke grieven succesvol zijn én wat het fiscale bpm-belang is per zaak. Een betere administratieve inrichting moet bijdragen aan het beter kunnen analyseren waar het in procedures ‘misgaat’, zodat hier in toekomstige procedures lering uit getrokken kan worden”, schrijft Dekker. Lees de hele samenvatting in de Automotive Kennisbank.