Achtergrond | Het einde van de internationale autoshow

Wim Oude Weernink Wim Oude Weernink
Foto: Geneva International Motor Show

Welnu, de klad zit er in – en goed ook. Nadat Volvo een paar jaar geleden besloot nog maar op één internationale show per continent te exposeren, volgden enkele andere fabrikanten, zij het eerst nog schoorvoetend. Tot het najaar van 2016. Ford, Nissan, Mazda en nog enkele kleinere merken annuleerden hun aanwezigheid op de Mondial de l’Automobile van Parijs. Nota bene de oudste (sinds 1898) autoshow ter wereld en met 1,1 miljoen de best bezochte van Europa. Die beslissing nam vervolgens alle drempelvrees bij anderen weg. Want, neem de IAA in Frankfurt van 2017: Nissan, Infiniti, Mazda, Mitsubishi, Peugeot, DS en Volvo lieten verstek gaan. In Genève misten we Opel, DS en Mini en de Parijse Mondial van komend najaar belooft hetzelfde beeld. Want, voordat Volkswagen (het merk – want Audi, Seat, Porsche en Skoda gaan wel) zich officieel afmeldde, communiceerden Opel, Nissan, Ford, Mazda, Subaru, Mitsubishi en Rolls-Royce al eerder hun afwezigheid op Paris Expo Porte de Versailles.

Ouderwetse koopbeurs

De malaise in de wereld van autoshows is inmiddels een feit. Iedere organisator krijgt er mee te maken. Tokyo verloor al enkele jaren geleden haar A-status als internationale autoshow. Turijn en Birmingham organiseren sinds jaren geen autoshows meer en Amsterdam lijkt na de 2015 editie de traditionele AutoRAI te laten voor wat die was. Alleen Brussel ziet het nog wel zitten, maar dat is dan ook een ouderwetse koopbeurs. In China loopt het daarentegen nog storm bij de shows van Beijing en Shanghai en ook elders in de provinciale Chinese megasteden.

Wat is er dan aan de hand? Het antwoord is tweeledig: terwijl de kosten voor een tiendaagse show voor de exposanten astronomisch zijn gestegen, komt de boodschap van de autoshow niet meer over bij het publiek. Dat vindt alle informatie tegenwoordig op de sociale media en internet. De teruglopende bezoekersaantallen – Parijs 1,1 miljoen (-14%), Frankfurt 810.000 (-13%) en Genève 660.000 (-4,5%) – bevestigen dat. Ook de media-aandacht is tanende en beperkt zich steeds meer tot autotijdschriften en internet blogs. En heeft een autoshow zijn aantrekkingskracht als recreatief uitje ook niet verloren?

Grote verliezers

De astronomische kosten voor de exposanten wegen niet meer op tegen de baten. Dat bracht volgens Duitse media ook BMW onlangs op andere gedachten. Voor de tweejaarlijkse IAA in Frankfurt spendeerde het Beierse merk in 2017 naar verluidt maar liefst 25 miljoen(!) euro, voor presentatie in een speciale enkele jaren daarvoor nieuw gebouwde hal met zelfs een inpandig testbaantje. BMW zou nog wel in Frankfurt willen investeren, maar brengt de expositieruimte terug naar 3.000 vierkante meter en legt daarvoor nog maar 6 miljoen opzij. Het lijkt een kwestie van tijd tot Daimler en de Volkswagengroep een zelfde beslissing nemen. Grote beursorganisatoren maar ook aanverwante bedrijven zoals standbouwers of cateraars zijn de grote verliezers.

Grote autobouwers kunnen met het uitgespaarde geld eenvoudig kosten besparen. Of gaan het op een efficiëntere manier besteden. Volkswagen beloofde inmiddels in Parijs op andere locaties publieksactiviteiten te organiseren. Volvo’s Europabaas Lex Kerssemakers bevestigde tijdens de presentatie van zustermerk Lynk & Co in Amsterdam ook een alternatief. “Wat dacht je; met die paar miljoen kunnen we de media gericht uitnodigen en krijgen dan exclusieve aandacht in plaats van die te moeten delen met concurrerende exposanten op de beursvloer.” Sommige – maar lang niet alle – autobouwers waagden ook de overstap naar de grote elektronica beurzen, met name de Consumer Electronics Show van Las Vegas of het Mobile World Congress in Barcelona. De bezoekersaantallen zijn daar geringer dan op de traditionele autoshows (CES: 184.250 en MWC: 107.000) maar het zijn wel vakbeurzen. Maar met al hun ontwikkelingen op het gebied van connectiviteit staan de autobouwers daar wel op het podium van zowel hun doelgroepen als van hun partners.

Oldtimerbeurzen floreren

Alleen heel specialistische autotentoonstellingen lijken nog toekomst te hebben. Ondanks het ontbreken van officiële importeurs trok de International Amsterdam Motor Show (29 maart-2 april) ruim 58.000 bezoekers. Met zeer exclusieve automobielen als thema. De grote internationale beurzen voor klassieke en historische auto’s floreren zelfs. Op de Retromobile in Parijs, Techno Classica in Essen, Auto e moto d’epoca in Padua of Interclassics in Maastricht en Brussel worden goede zaken gedaan en presenteren zelfs de autofabrikanten zich in grote stands – om de merkwaarde van hun erfgoed aan de juiste doelgroep te demonstreren.

Geplaatst in rubriek:
Wim Oude Weernink
Wim Oude Weernink

Wim Oude Weernink is als freelance journalist verbonden aan Automotive en geldt als een van de nestors van de Nederlandse autojournalistiek. Voor Automotive analyseert hij de ontwikkelingen in de internationale autobranche.

Achtergrond | Het einde van de internationale autoshow | Automotive Online

Achtergrond | Het einde van de internationale autoshow

Wim Oude Weernink Wim Oude Weernink
Foto: Geneva International Motor Show

Welnu, de klad zit er in – en goed ook. Nadat Volvo een paar jaar geleden besloot nog maar op één internationale show per continent te exposeren, volgden enkele andere fabrikanten, zij het eerst nog schoorvoetend. Tot het najaar van 2016. Ford, Nissan, Mazda en nog enkele kleinere merken annuleerden hun aanwezigheid op de Mondial de l’Automobile van Parijs. Nota bene de oudste (sinds 1898) autoshow ter wereld en met 1,1 miljoen de best bezochte van Europa. Die beslissing nam vervolgens alle drempelvrees bij anderen weg. Want, neem de IAA in Frankfurt van 2017: Nissan, Infiniti, Mazda, Mitsubishi, Peugeot, DS en Volvo lieten verstek gaan. In Genève misten we Opel, DS en Mini en de Parijse Mondial van komend najaar belooft hetzelfde beeld. Want, voordat Volkswagen (het merk – want Audi, Seat, Porsche en Skoda gaan wel) zich officieel afmeldde, communiceerden Opel, Nissan, Ford, Mazda, Subaru, Mitsubishi en Rolls-Royce al eerder hun afwezigheid op Paris Expo Porte de Versailles.

Ouderwetse koopbeurs

De malaise in de wereld van autoshows is inmiddels een feit. Iedere organisator krijgt er mee te maken. Tokyo verloor al enkele jaren geleden haar A-status als internationale autoshow. Turijn en Birmingham organiseren sinds jaren geen autoshows meer en Amsterdam lijkt na de 2015 editie de traditionele AutoRAI te laten voor wat die was. Alleen Brussel ziet het nog wel zitten, maar dat is dan ook een ouderwetse koopbeurs. In China loopt het daarentegen nog storm bij de shows van Beijing en Shanghai en ook elders in de provinciale Chinese megasteden.

Wat is er dan aan de hand? Het antwoord is tweeledig: terwijl de kosten voor een tiendaagse show voor de exposanten astronomisch zijn gestegen, komt de boodschap van de autoshow niet meer over bij het publiek. Dat vindt alle informatie tegenwoordig op de sociale media en internet. De teruglopende bezoekersaantallen – Parijs 1,1 miljoen (-14%), Frankfurt 810.000 (-13%) en Genève 660.000 (-4,5%) – bevestigen dat. Ook de media-aandacht is tanende en beperkt zich steeds meer tot autotijdschriften en internet blogs. En heeft een autoshow zijn aantrekkingskracht als recreatief uitje ook niet verloren?

Grote verliezers

De astronomische kosten voor de exposanten wegen niet meer op tegen de baten. Dat bracht volgens Duitse media ook BMW onlangs op andere gedachten. Voor de tweejaarlijkse IAA in Frankfurt spendeerde het Beierse merk in 2017 naar verluidt maar liefst 25 miljoen(!) euro, voor presentatie in een speciale enkele jaren daarvoor nieuw gebouwde hal met zelfs een inpandig testbaantje. BMW zou nog wel in Frankfurt willen investeren, maar brengt de expositieruimte terug naar 3.000 vierkante meter en legt daarvoor nog maar 6 miljoen opzij. Het lijkt een kwestie van tijd tot Daimler en de Volkswagengroep een zelfde beslissing nemen. Grote beursorganisatoren maar ook aanverwante bedrijven zoals standbouwers of cateraars zijn de grote verliezers.

Grote autobouwers kunnen met het uitgespaarde geld eenvoudig kosten besparen. Of gaan het op een efficiëntere manier besteden. Volkswagen beloofde inmiddels in Parijs op andere locaties publieksactiviteiten te organiseren. Volvo’s Europabaas Lex Kerssemakers bevestigde tijdens de presentatie van zustermerk Lynk & Co in Amsterdam ook een alternatief. “Wat dacht je; met die paar miljoen kunnen we de media gericht uitnodigen en krijgen dan exclusieve aandacht in plaats van die te moeten delen met concurrerende exposanten op de beursvloer.” Sommige – maar lang niet alle – autobouwers waagden ook de overstap naar de grote elektronica beurzen, met name de Consumer Electronics Show van Las Vegas of het Mobile World Congress in Barcelona. De bezoekersaantallen zijn daar geringer dan op de traditionele autoshows (CES: 184.250 en MWC: 107.000) maar het zijn wel vakbeurzen. Maar met al hun ontwikkelingen op het gebied van connectiviteit staan de autobouwers daar wel op het podium van zowel hun doelgroepen als van hun partners.

Oldtimerbeurzen floreren

Alleen heel specialistische autotentoonstellingen lijken nog toekomst te hebben. Ondanks het ontbreken van officiële importeurs trok de International Amsterdam Motor Show (29 maart-2 april) ruim 58.000 bezoekers. Met zeer exclusieve automobielen als thema. De grote internationale beurzen voor klassieke en historische auto’s floreren zelfs. Op de Retromobile in Parijs, Techno Classica in Essen, Auto e moto d’epoca in Padua of Interclassics in Maastricht en Brussel worden goede zaken gedaan en presenteren zelfs de autofabrikanten zich in grote stands – om de merkwaarde van hun erfgoed aan de juiste doelgroep te demonstreren.

Geplaatst in rubriek:
Wim Oude Weernink
Wim Oude Weernink

Wim Oude Weernink is als freelance journalist verbonden aan Automotive en geldt als een van de nestors van de Nederlandse autojournalistiek. Voor Automotive analyseert hij de ontwikkelingen in de internationale autobranche.