Kennis veroudert sneller dan de werknemers

Redactie Redactie
• Laatste update:

De leeftijd van werknemers in de autobranche is gemiddeld lager dan die van de totale Nederlandse beroepsbevolking. Bovendien trekt sinds 2015 het aantal jonge werknemers die als automonteur op niveau 2 of hoger willen instromen weer aan. Dat constateert beleidsmedewerker Edgar Rijsbaarman van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf (Oomt). Er zijn 12 duizend leerbedrijven, die zo’n 6 tot 7 duizend BBL-ers (Beroeps Begeleide Leerweg – werkend leren) bedienen. En wie van zo’n opleiding afkomt, zal weinig moeite hebben om een vaste baan te vinden als autotechnicus. Vergrijzing is dus geen issue in de autobranche. Verouderde kennis echter wel. Want de kennis die de nieuwkomers meenemen uit hun opleiding blijkt zo snel te verouderen dat werknemers zich continu moeten blijven ontwikkelen. Aan werkgevers de taak om dat mogelijk te maken.

Steeds complexer

Alle technologische ontwikkelingen op autogebied ten spijt, rijden de meeste Nederlanders de komende jaren niet elektrisch, maar in auto’s met een verbrandingsmotor. Maar ook die worden snel steeds complexer. Tal van rijhulpsystemen en de sensoren die daarbij horen, maken van ooit simpele handelingen een specialistische klus: vrijwel elke vorm van onderhoud of reparatie vergt ook werk aan elektronische boordsystemen om (latere) foutmeldingen te voorkomen. “Auto’s bevatten steeds meer systemen die onderling met elkaar in contact staan en dat maakt het werken er aan complexer”, zegt Rijsbaarman: “Er zit een vermenigvuldigingsfactor in.” Behalve de boordelektronica krijgen monteurs ook te maken met nieuwe communicatiesystemen, zoals eCall – door de EC vanaf april volgend jaar verplicht gesteld op nieuwe voertuigen. Ook de systemen die auto’s onderling en met signalering en/of wegbeheerders laten communiceren vragen om technici die op een heel andere, sterker gestructureerde manier met hun vak bezig zijn. De ontwikkelingen kunnen het vak van autotechnicus interessanter maken voor de computergeneratie. Mechanica, aangevuld door boordelektronica, blijft echter de basis van het beroep en voor veel mensen is dat ook helemaal niet erg, meent Rijsbaarman, want ook dat vinden heel wat mensen prettig om aan te werken.

Jonge monteurs hebben geen zin in bijscholing.

Opleidingsinstituten lopen altijd wat achter op de jongste ontwikkelingen, maar dat kan moeilijk anders nu de techniek zo snel evolueert. Het belang van goede stageplaatsen wordt er des te groter door. Oomt roept leerbedrijven daarom op hun stagiairs vanaf het begin niet alleen de praktijk van het sleutelen bij te brengen, maar ze ook vertrouwd te maken met elektronica en de bijbehorende diagnosesystemen: “Veel jongeren hebben affiniteit met computers. Daar moeten leerbedrijven zo snel mogelijk op inspelen. Zo niet, dan kan dat demotiverend werken”, vermoedt Rijsbaarman. Hij adviseert ondernemers – en dat is een van de uitgangspunten bij OOMT – erover na te denken hoe ze het talent van hun mensen het beste kunnen ontwikkelen en benutten: “Dat maakt iedereen blijer en productiever.”

Het onderwijs aan ROC’s gaat niet diep genoeg.

Voortdurende bijscholing blijft een bittere noodzaak. Bij dealerbedrijven worden de noodzakelijke cursussen door de importeurs geregeld en afgedwongen, in het vrije kanaal moeten ondernemers zelf de vinger aan de pols houden. “Door de snelle technische ontwikkelingen komt er heel wat op hen af”, zegt Sator-manager Fred Kamphuis. “Neem alleen al de voortdurende aanpassingen in de milieuwetgeving. Als ze niet oppassen, missen ze de boot doordat er onvoldoende actuele kennis in huis is.” Het samenwerkingsverband Automotive Academy probeert onafhankelijke ondernemers erop te wijzen dat ze het op termijn niet redden zonder bijscholing van hun personeel, jong of oud.

P11 techniek vrouw

Grote omzetdaling

Hoewel het vaak om complexe materie gaat, ziet Kamphuis geen significante verschillen in de bereidheid tot bijscholing in de verschillende leeftijdsgroepen en ook niet in de resultaten die het oplevert. Het onderwijs aan de ROC’s gaat niet diep genoeg, vindt hij, en daarom moeten jongeren net zo hard aan de bak als hun oudere collega’s. “Bij ons bepaalt de entreetoets het kennisniveau van de cursisten. Daarna blijven ze maximaal vier jaar doorleren aan de Academy. Maar klaar zijn ze nooit; het blijft een continu proces. Eerst de achterstand inlopen, dan de kennis op peil houden. Juist bij universelen schiet dat laatste er nog te vaak bij in.”

Kamphuis wijst er op zijn beurt nog eens op dat elektronica als zodanig niets nieuws is, maar de toepassing ervan vaak weer wel. “Er gebeurt steeds meer online, ook op het gebied van diagnosticeren. Opvallend genoeg kunnen en willen oudere werknemers dat net zo goed onder de knie krijgen als hun jongere collega’s.” Enkele drempels ziet Kamphuis dan weer wel. Volgens hem zijn de meeste monteurs liever met de handen aan het werk dan dat ze in een schoolbank zitten en denken ondernemers nog te veel op de korte termijn: hoeveel geld het die dag kost als een werknemer op cursus is en niet in de werkplaats loopt. “Dat is dan misschien niet zo gunstig voor de omzet. Maar als hij het niet doet, zal het gebrek aan scholing tot een veel grotere omzetdaling leiden.”

Loopbaancoaches

Opvallend is dat Rijsbaarman bij de verschillende leeftijdsgroepen toch wat kanttekeningen zet als het om bijscholing gaat. Hij ziet vooral bij monteurs van tussen de 25 en 30 jaar oud een veel grotere reserve als het gaat om het bijspijkeren van technische kennis. Zij willen liever aan het werk zijn, is vaak het antwoord op de vraag waarom ze er niet zo veel zin in hebben. Bij de groep tussen 30 en 40 neemt de bereidheid tot bijleren weer toe en boven de 40 is dat nog sterker. “Mensen van boven de 40 merken dat ze kennis te kort komen. Ze moeten zich daarnaast steeds meer beraden op hun toekomst. Er zijn geen vangnetten meer die eerder stoppen mogelijk maken en de pensioenleeftijd schuift steeds verder op. Of ze het leuk vinden of niet, ze moeten dus langer inzetbaar blijven. Werknemers moeten zelf over hun loopbaan nadenken en zorgen dat ze duurzaam inzetbaar zijn. Wat wil ik eigenlijk? Wat moet ik daarvoor doen? Nu, morgen, over enkele jaren? Stel dat het bedrijf omvalt, kan ik dan nog ergens anders terecht?” Maar Rijsbaarman legt de verantwoordelijkheid voor de toekomst niet alleen bij de werknemers. Ondernemers moeten net zo goed weten waar ze heen willen met hun bedrijf en welke ontwikkeling het personeel moet doormaken om dit te bereiken, stelt hij. “Zowel de monteur als zijn werkgever moet de juiste keuzes maken. Oomt biedt daarom loopbaancoaches aan voor werknemers én werkgevers die kunnen ondersteunen bij ontwikkelingsvragen. Dat kan individueel, maar de ervaring leert dat het vooral werkt als zowel de werkgever als de medewerkers samen die slag maken en hierover met elkaar in gesprek gaan.”

P11 techniek nieuwe auto

Bedrijfsautomonteurs iets ouder

Waar de Nederlandse beroepsbevolking gemiddeld 42 jaar oud is, is de gemiddelde leeftijd van werknemers in het personenautobedrijf 38. In de bedrijfswagenbranche liggen de leeftijden wat hoger, op 40 jaar. Ook is de belangstelling om monteur in die branche te worden bij jongeren wat beperkter. In samenwerking met de branche ontplooien ROC’s daarom initiatieven zoals de wervingsactie ‘Enter the T-Zone’ en probeert Innovam leerlingen uit het derde en vierde jaar van het vmbo met het profiel Voertuigtechniek of Mobiliteit en Techniek of uit het vierde leerjaar van de mavo voor de truckbranche te interesseren door, opnieuw in nauwe samenwerking met bedrijven uit de sector, gericht kennismakingsevenementen op te zetten.

Geplaatst in rubriek:
Redactie
Redactie

De redactie van Automotive is dagelijks op zoek naar het laatste nieuws uit de autobranche. Heeft u een tip voor ons? Stuur dan een mail naar redactie@automotive-online.nl, of bel 010 - 280 1000.

Kennis veroudert sneller dan de werknemers | Automotive Online

Kennis veroudert sneller dan de werknemers

Redactie Redactie
• Laatste update:

De leeftijd van werknemers in de autobranche is gemiddeld lager dan die van de totale Nederlandse beroepsbevolking. Bovendien trekt sinds 2015 het aantal jonge werknemers die als automonteur op niveau 2 of hoger willen instromen weer aan. Dat constateert beleidsmedewerker Edgar Rijsbaarman van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf (Oomt). Er zijn 12 duizend leerbedrijven, die zo’n 6 tot 7 duizend BBL-ers (Beroeps Begeleide Leerweg – werkend leren) bedienen. En wie van zo’n opleiding afkomt, zal weinig moeite hebben om een vaste baan te vinden als autotechnicus. Vergrijzing is dus geen issue in de autobranche. Verouderde kennis echter wel. Want de kennis die de nieuwkomers meenemen uit hun opleiding blijkt zo snel te verouderen dat werknemers zich continu moeten blijven ontwikkelen. Aan werkgevers de taak om dat mogelijk te maken.

Steeds complexer

Alle technologische ontwikkelingen op autogebied ten spijt, rijden de meeste Nederlanders de komende jaren niet elektrisch, maar in auto’s met een verbrandingsmotor. Maar ook die worden snel steeds complexer. Tal van rijhulpsystemen en de sensoren die daarbij horen, maken van ooit simpele handelingen een specialistische klus: vrijwel elke vorm van onderhoud of reparatie vergt ook werk aan elektronische boordsystemen om (latere) foutmeldingen te voorkomen. “Auto’s bevatten steeds meer systemen die onderling met elkaar in contact staan en dat maakt het werken er aan complexer”, zegt Rijsbaarman: “Er zit een vermenigvuldigingsfactor in.” Behalve de boordelektronica krijgen monteurs ook te maken met nieuwe communicatiesystemen, zoals eCall – door de EC vanaf april volgend jaar verplicht gesteld op nieuwe voertuigen. Ook de systemen die auto’s onderling en met signalering en/of wegbeheerders laten communiceren vragen om technici die op een heel andere, sterker gestructureerde manier met hun vak bezig zijn. De ontwikkelingen kunnen het vak van autotechnicus interessanter maken voor de computergeneratie. Mechanica, aangevuld door boordelektronica, blijft echter de basis van het beroep en voor veel mensen is dat ook helemaal niet erg, meent Rijsbaarman, want ook dat vinden heel wat mensen prettig om aan te werken.

Jonge monteurs hebben geen zin in bijscholing.

Opleidingsinstituten lopen altijd wat achter op de jongste ontwikkelingen, maar dat kan moeilijk anders nu de techniek zo snel evolueert. Het belang van goede stageplaatsen wordt er des te groter door. Oomt roept leerbedrijven daarom op hun stagiairs vanaf het begin niet alleen de praktijk van het sleutelen bij te brengen, maar ze ook vertrouwd te maken met elektronica en de bijbehorende diagnosesystemen: “Veel jongeren hebben affiniteit met computers. Daar moeten leerbedrijven zo snel mogelijk op inspelen. Zo niet, dan kan dat demotiverend werken”, vermoedt Rijsbaarman. Hij adviseert ondernemers – en dat is een van de uitgangspunten bij OOMT – erover na te denken hoe ze het talent van hun mensen het beste kunnen ontwikkelen en benutten: “Dat maakt iedereen blijer en productiever.”

Het onderwijs aan ROC’s gaat niet diep genoeg.

Voortdurende bijscholing blijft een bittere noodzaak. Bij dealerbedrijven worden de noodzakelijke cursussen door de importeurs geregeld en afgedwongen, in het vrije kanaal moeten ondernemers zelf de vinger aan de pols houden. “Door de snelle technische ontwikkelingen komt er heel wat op hen af”, zegt Sator-manager Fred Kamphuis. “Neem alleen al de voortdurende aanpassingen in de milieuwetgeving. Als ze niet oppassen, missen ze de boot doordat er onvoldoende actuele kennis in huis is.” Het samenwerkingsverband Automotive Academy probeert onafhankelijke ondernemers erop te wijzen dat ze het op termijn niet redden zonder bijscholing van hun personeel, jong of oud.

P11 techniek vrouw

Grote omzetdaling

Hoewel het vaak om complexe materie gaat, ziet Kamphuis geen significante verschillen in de bereidheid tot bijscholing in de verschillende leeftijdsgroepen en ook niet in de resultaten die het oplevert. Het onderwijs aan de ROC’s gaat niet diep genoeg, vindt hij, en daarom moeten jongeren net zo hard aan de bak als hun oudere collega’s. “Bij ons bepaalt de entreetoets het kennisniveau van de cursisten. Daarna blijven ze maximaal vier jaar doorleren aan de Academy. Maar klaar zijn ze nooit; het blijft een continu proces. Eerst de achterstand inlopen, dan de kennis op peil houden. Juist bij universelen schiet dat laatste er nog te vaak bij in.”

Kamphuis wijst er op zijn beurt nog eens op dat elektronica als zodanig niets nieuws is, maar de toepassing ervan vaak weer wel. “Er gebeurt steeds meer online, ook op het gebied van diagnosticeren. Opvallend genoeg kunnen en willen oudere werknemers dat net zo goed onder de knie krijgen als hun jongere collega’s.” Enkele drempels ziet Kamphuis dan weer wel. Volgens hem zijn de meeste monteurs liever met de handen aan het werk dan dat ze in een schoolbank zitten en denken ondernemers nog te veel op de korte termijn: hoeveel geld het die dag kost als een werknemer op cursus is en niet in de werkplaats loopt. “Dat is dan misschien niet zo gunstig voor de omzet. Maar als hij het niet doet, zal het gebrek aan scholing tot een veel grotere omzetdaling leiden.”

Loopbaancoaches

Opvallend is dat Rijsbaarman bij de verschillende leeftijdsgroepen toch wat kanttekeningen zet als het om bijscholing gaat. Hij ziet vooral bij monteurs van tussen de 25 en 30 jaar oud een veel grotere reserve als het gaat om het bijspijkeren van technische kennis. Zij willen liever aan het werk zijn, is vaak het antwoord op de vraag waarom ze er niet zo veel zin in hebben. Bij de groep tussen 30 en 40 neemt de bereidheid tot bijleren weer toe en boven de 40 is dat nog sterker. “Mensen van boven de 40 merken dat ze kennis te kort komen. Ze moeten zich daarnaast steeds meer beraden op hun toekomst. Er zijn geen vangnetten meer die eerder stoppen mogelijk maken en de pensioenleeftijd schuift steeds verder op. Of ze het leuk vinden of niet, ze moeten dus langer inzetbaar blijven. Werknemers moeten zelf over hun loopbaan nadenken en zorgen dat ze duurzaam inzetbaar zijn. Wat wil ik eigenlijk? Wat moet ik daarvoor doen? Nu, morgen, over enkele jaren? Stel dat het bedrijf omvalt, kan ik dan nog ergens anders terecht?” Maar Rijsbaarman legt de verantwoordelijkheid voor de toekomst niet alleen bij de werknemers. Ondernemers moeten net zo goed weten waar ze heen willen met hun bedrijf en welke ontwikkeling het personeel moet doormaken om dit te bereiken, stelt hij. “Zowel de monteur als zijn werkgever moet de juiste keuzes maken. Oomt biedt daarom loopbaancoaches aan voor werknemers én werkgevers die kunnen ondersteunen bij ontwikkelingsvragen. Dat kan individueel, maar de ervaring leert dat het vooral werkt als zowel de werkgever als de medewerkers samen die slag maken en hierover met elkaar in gesprek gaan.”

P11 techniek nieuwe auto

Bedrijfsautomonteurs iets ouder

Waar de Nederlandse beroepsbevolking gemiddeld 42 jaar oud is, is de gemiddelde leeftijd van werknemers in het personenautobedrijf 38. In de bedrijfswagenbranche liggen de leeftijden wat hoger, op 40 jaar. Ook is de belangstelling om monteur in die branche te worden bij jongeren wat beperkter. In samenwerking met de branche ontplooien ROC’s daarom initiatieven zoals de wervingsactie ‘Enter the T-Zone’ en probeert Innovam leerlingen uit het derde en vierde jaar van het vmbo met het profiel Voertuigtechniek of Mobiliteit en Techniek of uit het vierde leerjaar van de mavo voor de truckbranche te interesseren door, opnieuw in nauwe samenwerking met bedrijven uit de sector, gericht kennismakingsevenementen op te zetten.

Geplaatst in rubriek:
Redactie
Redactie

De redactie van Automotive is dagelijks op zoek naar het laatste nieuws uit de autobranche. Heeft u een tip voor ons? Stuur dan een mail naar redactie@automotive-online.nl, of bel 010 - 280 1000.