Misselijk van de carrousel
De btw-fraude, populair carrouselfraude genoemd, houdt de autobranche in zijn greep. Met de export van auto’s is het spitsroeden lopen. Natuurlijk zijn er autobedrijven die willens en wetens de belastingdienst een btw-loer draaien, bijvoorbeeld door het inrichten van lege bv’s om de btw-afdracht te kunnen ontduiken, maar er zijn ook bedrijven die tegen wil en dank een ritje maken in de btw-carrousel. Belastingfraudes berokkenen de Nederlandse staat jaarlijks rond de vier miljard euro schade, aldus een berekening van adviesbureau PWC. De autobranche is verantwoordelijk voor tientallen miljoenen daarvan (er worden door de Belastingdienst geen gegevens over de omvang hiervan verstrekt); het is in ieder geval voldoende om de autobranche onder verscherpt toezicht van de Belastingdienst te plaatsen.
En dat is slecht voor de gemoedsrust van in- en exporterende bedrijven. Zij zijn bang om zonder het te weten een schakel te worden in een btw-carrousel (zie kader fraude). In een btw-carrousel is er bij een tussen EU -landen verhandelde occasion sprake van het niet afdragen van btw door een van de bedrijven. De auto gaat bijvoorbeeld van een Duits bedrijf naar een Nederlands bedrijf (dan hoeft er geen btw berekend te worden). In Nederland wordt de auto weer verhandeld alvorens de auto weer verkocht wordt, bijvoorbeeld aan het Duitse bedrijf. Als een van de Nederlandse partijen in het proces geen btw afdraagt (omdat er sprake is van een bv die is opgezet om btw terug te kunnen ontvangen en daarna bewust ‘ploft’ om niet af te hoeven dragen) dan is er sprake van carrouselfraude.
De autobranche zoekt samen met de Belastingdienst en Fiod naar oplossingen om een einde te maken aan btw-fraude. Een mogelijkheid zou kunnen zijn om bij mogelijk verdachte exporttransacties direct alle gegevens van de kopende partij door te geven aan de Belastingdienst. Deze informeert zijn collega’s in het betreffende land. Het risico voor exporteurs dat ze geen recht op nultarief hebben of veroordeeld worden bij het in gebreke blijven (bij het afdragen van de btw) van de kopende partij zou daarmee afnemen. Maar de Belastingdienst zegt een dergelijke afspraak niet te kunnen maken.
Bewijspositie
De autobranche ligt al jaren onder een vergrootglas als het gaat om btw-fraude. De overheid besloot in 2001 al om een hoofdelijke aansprakelijkheid in te voeren, waardoor autobedrijven ook verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor fraude die verderop in de keten wordt gepleegd. Een grote groep auto-exporterende bedrijven onder aanvoering van In de Wal Auto’s, hoopte deze zomer met de Belastingdienst een convenant te kunnen sluiten waardoor de Belastingdienst een deel van het risico bij fraude zou overnemen als de autobedrijven kunnen bewijzen zorgvuldig te hebben gehandeld. Dat convenant ging vooralsnog echter niet door. “Het is simpelweg niet mogelijk om een checklist te produceren waaraan een ondernemer moet voldoen als hij een auto in- of verkoopt en waarbij de aansprakelijkheid bij ons komt te liggen als die checklist wordt gevolgd”, zegt Carla van Rijn, btw-expert bij de Fiod. “Op het moment dat wij een checklist opstellen, weten we zeker dat fraudeurs dat gebruiken om zich onschendbaar te maken voor vervolging.”
Onderbuik
Wel willen de Fiod en de Belastingdienst tips geven over wat zij onder zorgvuldig handelen verstaat. “De basis is: ken je klant. Zijn de overgelegde papieren echt, staat het bedrijf ingeschreven in het buitenland, wat is de geschiedenis van het bedrijf. Daar valt al veel uit af te leiden”, zegt Menno Griffioen van de Belastingdienst. “Wij merken overigens dat het onderbuikgevoel van ondernemers vaak een zeer goede graadmeter is.” Edward van Beek, directeur bij In de Wal Auto’s, onderschrijft de woorden van Griffioen. “Wij checken onze klanten uitvoerig. We kijken of de btw-nummers en machtigingen kloppen en zoeken uit of er op het adres van de kopende partij echt als autobedrijf is ingeschreven. Ook kijken we in het geval van tussenpersonen of ze niet regelmatig van werkgever veranderen. Hebben we er een slecht gevoel bij, dan gaat de deal niet door. Het lastige is dat we nooit zeker weten of er niet, bijvoorbeeld een schakel verderop in de keten, alsnog fraude plaatsvindt”, zegt Van Beek.
Hij heeft wel begrip voor het feit dat de Belastingdienst niet over wilde gaan tot het tekenen van een convenant. “Het is moeilijk te accepteren, want het zou ons veel werk en onzekerheid schelen. We blijven in gesprek met de Belastingdienst. Hopelijk kunnen we naar een voor beide partijen werkbare situatie.” Volgens Griffioen vormen autobedrijven zelf een belangrijke schakel in de bestrijding van fraude. “Wij gebruiken allerlei registers, werken samen met banken en de Kamers van Koophandel, maar handelaren die opletten leveren ook waardevolle informatie. Als zij signalen oppakken dan kunnen ze dat altijd doorgeven. Niet altijd betreft het daadwerkelijk fraude, maar wij kunnen wel onze buitenlandse collega’s inlichten.” Er is geen frauderegister. Om fraude te voorkomen zou het btw-regime moeten veranderen. “Dat kan alleen Europa-breed, daarover wordt momenteel in Brussel nagedacht.”
‘Ondernemers kunnen vaak vertrouwen op hun onderbuikgevoel.’
Ploffers
De Fiod en de Belastingdienst maakten in de jaren ’90 kennis met carrouselfraude. Dat was na de opheffing van de fiscale grenzen tussen de lidstaten van de EU, toen het nultarief voor leveringen tussen Europese lidstaten slechts nog administratief gecontroleerd werd. In Nederland werd al snel aan de bel getrokken en gekozen voor een gecoördineerde aanpak om plof-bv’s tegen te gaan, bijvoorbeeld door leveranciers niet te laten handelen met twijfelachtige bedrijven. De Fiod en Belastingdienst maken gebruik van een multidisciplinaire aanpak. “Wij delen vroegtijdig onze kennis met het bedrijfsleven, accountants en belastingadviseurs, maar ook met banken en het notariaat”, zegt Carla van Rijn, btw-expert bij Fiod. Het doel is om tijdig te voorkomen dat bedrijven bewust of onbewust in een carrousel terechtkomen. Als toch wordt geconstateerd dat ondernemers hebben gehandeld in een fraudeketen, dan wordt door de Belastingdienst beoordeeld of de ondernemer dit wist of had moeten weten, of hij alles gedaan heeft om deelname aan de carrousel te voorkomen. Naast correcties door de Belastingdienst kan er ook een strafrechtelijk onderzoek worden opgestart, waarbij onomstotelijk bewezen moet worden dat de ondernemer strafbare feiten heeft begaan. De branche zou er volgens specialisten verstandig aan doen om toch een soort checklist te gebruiken, om sterker te staan als het uiteindelijk tot een strafzaak komt. Want in het strafrecht zal het OM immers moeten bewijzen dat iemand te kwader trouw gehandeld heeft.