Levert een schadehersteller die origineel gelijkwaardige onderdelen (OGO) gebruikt, dezelfde kwaliteit als een bedrijf dat merkonderdelen monteert? Die vraag stak eind vorig jaar de kop op, toen Richard Scholten van adviesbureau Oker in een gratis dagblad mocht vertellen dat er steeds meer gebruik wordt gemaakt van imitatie-onderdelen, waarbij hij origineel gelijkwaardige onderdelen over één kam scheerde met imitatie-onderdelen. Het kwam hem op furieuze reacties uit de schadebranche te staan. Onder andere branchevereniging Focwa, leveranciers van OGO's en verzekeraars benadrukten dat het gebruik van gecertificeerde gelijkwaardige onderdelen geen enkele invloed heeft op de kwaliteit van herstel, laat staan op de fabrieksgarantie, zoals Scholten stelde. Volgens de Europese richtlijnen heeft Scholten inderdaad ongelijk: het gebruik van gecertificeerde alternatieven voor merkonderdelen heeft geen effect op de fabrieksgarantie. Dat de branche tegen de aantijgingen in het geweer kwam, is logisch: het gebruik van OGO's is een belangrijk wapen in de strijd om de reparatiekosten laag te houden. Een wens van zowel zakelijke opdrachtgevers als particulieren.

Voordeel

Prijsvoordeel is het bestaansrecht van OGO. Om de herstelkosten te drukken, staan steeds meer polissen gebruik van OES- of OGOdelen toe. De vraag naar OGO stijgt daardoor en al doende ook het vertrouwen in de kwaliteit. Johan Schoonhoven van Schadegarant stelt, op basis van een recente inventarisatie onder herstelbedrijven, dat het aandeel OEM-parts nu op 79 procent ligt, OES op 12 procent en OGO op 9 procent. “Er is nog niet zo heel veel te krijgen op OGO-gebied”, weet hij. “Vooral op het gebied van plaatwerk en andere schadegevoelige delen zoals airco, koelsysteem en verlichting zijn er alternatieven voor merkonderdelen voorhanden.” Als het om delen gaat die de fabrikant zelf tot de veiligheidsstructuur van het voertuig rekent, wordt de hersteller door de opdrachtgever vaak verplicht om het OEM-deel te gebruiken. Ook houdt Schadegarant, dat namens een groot aantal verzekeraars een netwerk van herstelbedrijven onderhoudt, scherp in de gaten wat het verschil tussen inkoop en facturatieprijs van de onderdelen is.

Volgens André Bakker, directeur van Hartsant Crash Repair Parts, is inmiddels 15 tot 18 procent van de delen als OGO leverbaar. “Deze onderdelen vertegenwoordigen in waarde ongeveer 80 procent van de benodigde onderdelen voor een reparatie. Er is dus veel op te besparen. Het gaat namelijk vooral om volumedelen. Wat daar onder schuilgaat, is alleen OEM leverbaar.”

Hartsant heeft dit jaar een groei in OGO-bestellingen van 38 procent doorgemaakt. Volgens Hartsant zijn OGO's soms slechts de helft van de prijs van merkoriginele onderdelen.

Bakker is onlangs bij Centro Zaragoza op bezoek geweest en heeft daar gezien hoe hard het er bij de kwaliteitstesten aan toe gaat. “Dit centrum is eigendom van een negentiental verzekeraars. Die willen de kosten voor herstel zo laag mogelijk houden zonder in te leveren op kwaliteit en de eventuele restwaarde van een auto. Het aanbod OGO zal de OEM op termijn dwingen hun prijzen aan te passen. Zover is het nu nog niet.”

Tegengeluid

Het zijn niet alleen de schadeherstellers zelf die lagere kosten nastreven. Volgens Ludy Wolfs, directeur-eigenaar van Wolfs Automobielbedrijf in Eijsden, is er onder andere bij de apk veel vraag naar OGO, zeker bij oudere voertuigen. Driekwart van wat hij inkoopt is OGO en dit aandeel neemt toe, zegt hij: “Bij bumpers, schermen en koplampen kan het soms tot wel 80 procent in prijs schelen. Daarbij benaderen kwaliteit en pasvorm die van de originele producten steeds meer.”

Schadeketen ABS Autoherstel laat bij monde van algemeen directeur Wijnand Mebius een tegengeluid horen. “Wij hebben al jaren geleden met verzekeraars, fleetowners en leasemaatschappijen afgesproken dat er uitsluitend originele onderdelen worden verwerkt, aldus Mebius. “We willen geen enkele concessie doen aan de kwaliteit van onze dienstverlening in het algemeen en aan die van reparaties in het bijzonder. De meerkosten voor OEM-onderdelen worden geneutraliseerd door de reparaties uit te voeren met de modernste technieken. Deze werkwijze verhoogt daarnaast de doorloopsnelheid.”

Bij schadeketen ASN neemt het aantal OGO-bestellingen toe, zegt directeur René Louter. “We gebruiken deze onderdelen als de klant er om vraagt. En steeds meer klanten vragen erom, mits de onderdelen gecertificeerd zijn. Voorwaarde is dat de kwaliteit en veiligheid niet in het geding komen.” Het belangrijkste probleem met OGO's is de beschikbaarheid, zegt Louter. “En als je twee dagen moet wachten op een onderdeel, wordt de doorlooptijd te hoog en ben je alsnog duurder uit.” Wellicht is het allergrootste probleem echter nog wel het imago. Diverse leasemaatschappijen zetten al in hun voorwaarden dat gebruik van origineel gelijkwaardige onderdelen is toegestaan, maar ze hangen dit niet graag aan de grote klok “omdat ons dat meer kwaad doet dan goed”.

Levert een schadehersteller die origineel gelijkwaardige onderdelen (OGO) gebruikt, dezelfde kwaliteit als een bedrijf dat merkonderdelen monteert? Die vraag stak eind vorig jaar de kop op, toen Richard Scholten van adviesbureau Oker in een gratis dagblad mocht vertellen dat er steeds meer gebruik wordt gemaakt van imitatie-onderdelen, waarbij hij origineel gelijkwaardige onderdelen over één kam scheerde met imitatie-onderdelen. Het kwam hem op furieuze reacties uit de schadebranche te staan. Onder andere branchevereniging Focwa, leveranciers van OGO's en verzekeraars benadrukten dat het gebruik van gecertificeerde gelijkwaardige onderdelen geen enkele invloed heeft op de kwaliteit van herstel, laat staan op de fabrieksgarantie, zoals Scholten stelde. Volgens de Europese richtlijnen heeft Scholten inderdaad ongelijk: het gebruik van gecertificeerde alternatieven voor merkonderdelen heeft geen effect op de fabrieksgarantie. Dat de branche tegen de aantijgingen in het geweer kwam, is logisch: het gebruik van OGO's is een belangrijk wapen in de strijd om de reparatiekosten laag te houden. Een wens van zowel zakelijke opdrachtgevers als particulieren.

Voordeel

Prijsvoordeel is het bestaansrecht van OGO. Om de herstelkosten te drukken, staan steeds meer polissen gebruik van OES- of OGOdelen toe. De vraag naar OGO stijgt daardoor en al doende ook het vertrouwen in de kwaliteit. Johan Schoonhoven van Schadegarant stelt, op basis van een recente inventarisatie onder herstelbedrijven, dat het aandeel OEM-parts nu op 79 procent ligt, OES op 12 procent en OGO op 9 procent. “Er is nog niet zo heel veel te krijgen op OGO-gebied”, weet hij. “Vooral op het gebied van plaatwerk en andere schadegevoelige delen zoals airco, koelsysteem en verlichting zijn er alternatieven voor merkonderdelen voorhanden.” Als het om delen gaat die de fabrikant zelf tot de veiligheidsstructuur van het voertuig rekent, wordt de hersteller door de opdrachtgever vaak verplicht om het OEM-deel te gebruiken. Ook houdt Schadegarant, dat namens een groot aantal verzekeraars een netwerk van herstelbedrijven onderhoudt, scherp in de gaten wat het verschil tussen inkoop en facturatieprijs van de onderdelen is.

Volgens André Bakker, directeur van Hartsant Crash Repair Parts, is inmiddels 15 tot 18 procent van de delen als OGO leverbaar. “Deze onderdelen vertegenwoordigen in waarde ongeveer 80 procent van de benodigde onderdelen voor een reparatie. Er is dus veel op te besparen. Het gaat namelijk vooral om volumedelen. Wat daar onder schuilgaat, is alleen OEM leverbaar.”

Hartsant heeft dit jaar een groei in OGO-bestellingen van 38 procent doorgemaakt. Volgens Hartsant zijn OGO's soms slechts de helft van de prijs van merkoriginele onderdelen.

Bakker is onlangs bij Centro Zaragoza op bezoek geweest en heeft daar gezien hoe hard het er bij de kwaliteitstesten aan toe gaat. “Dit centrum is eigendom van een negentiental verzekeraars. Die willen de kosten voor herstel zo laag mogelijk houden zonder in te leveren op kwaliteit en de eventuele restwaarde van een auto. Het aanbod OGO zal de OEM op termijn dwingen hun prijzen aan te passen. Zover is het nu nog niet.”

Tegengeluid

Het zijn niet alleen de schadeherstellers zelf die lagere kosten nastreven. Volgens Ludy Wolfs, directeur-eigenaar van Wolfs Automobielbedrijf in Eijsden, is er onder andere bij de apk veel vraag naar OGO, zeker bij oudere voertuigen. Driekwart van wat hij inkoopt is OGO en dit aandeel neemt toe, zegt hij: “Bij bumpers, schermen en koplampen kan het soms tot wel 80 procent in prijs schelen. Daarbij benaderen kwaliteit en pasvorm die van de originele producten steeds meer.”

Schadeketen ABS Autoherstel laat bij monde van algemeen directeur Wijnand Mebius een tegengeluid horen. “Wij hebben al jaren geleden met verzekeraars, fleetowners en leasemaatschappijen afgesproken dat er uitsluitend originele onderdelen worden verwerkt, aldus Mebius. “We willen geen enkele concessie doen aan de kwaliteit van onze dienstverlening in het algemeen en aan die van reparaties in het bijzonder. De meerkosten voor OEM-onderdelen worden geneutraliseerd door de reparaties uit te voeren met de modernste technieken. Deze werkwijze verhoogt daarnaast de doorloopsnelheid.”

Bij schadeketen ASN neemt het aantal OGO-bestellingen toe, zegt directeur René Louter. “We gebruiken deze onderdelen als de klant er om vraagt. En steeds meer klanten vragen erom, mits de onderdelen gecertificeerd zijn. Voorwaarde is dat de kwaliteit en veiligheid niet in het geding komen.” Het belangrijkste probleem met OGO's is de beschikbaarheid, zegt Louter. “En als je twee dagen moet wachten op een onderdeel, wordt de doorlooptijd te hoog en ben je alsnog duurder uit.” Wellicht is het allergrootste probleem echter nog wel het imago. Diverse leasemaatschappijen zetten al in hun voorwaarden dat gebruik van origineel gelijkwaardige onderdelen is toegestaan, maar ze hangen dit niet graag aan de grote klok “omdat ons dat meer kwaad doet dan goed”.