In het onderzoek is de verkoop van slijtdelen, plaatwerk, motoren, transmissies, elektronische componenten, ruiten, chemische producten, olie, banden en lak meegenomen. Het gaat hierbij om de verkoop aan eindklanten exclusief arbeid en btw.

Nederland is een hoogvlieger in Europa, waar gemiddeld een omzetgroei van 1,9 procent werd gerealiseerd in 2013. In totaal bedroeg de Europese aftermarketomzet dat jaar 119 miljard euro.

Lichte daling in 2014
Ondanks dat het rapport ‘The Car Aftermarket in Europe 2014’ heet, zijn er nog geen resultaten over 2014 in terug te vinden. Volgens de onderzoekers zijn de cijfers over 2014 nog niet bij alle onderzochte bedrijven bekend. De verwachting op basis van de cijfers die ze al wel hebben, is een lichte daling.

Het volledige rapport is verkrijgbaar bij Wolk Aftersales Experts. Hierin wordt de aftermarket geanalyseerd van 34 Europese landen. Het is de derde keer dat het rapport verschijnt na de edities van 2009 en 2012.

LKQ/Sator-overname belangrijkste ontwikkeling
De Europese aftermarket is volgens Wolk verre van homogeen. Uit het rapport blijkt dat er negen landenclusters te onderscheiden zijn met grote onderlinge verschillen in omzetcijfers. Zo blijkt een automobilist in Scandinavië gemiddeld 588 euro per jaar uit te geven aan nieuwe auto-onderdelen tegenover 258 euro per jaar in Rusland.

De overname van grossiers door LKQ/Sator wordt in het rapport als een van de belangrijkste ontwikkelingen in de Europese aftermarket genoemd. Net als de overname van de Duitse grossiersgroep Trost door Wessels Müller en het meerderheidsbelang van concurrent Stahlgruber in PV Automotive.

Uit de aftersalesmonitor 2013 van Bovag en RAI Vereniging kwam destijds naar voren dat Nederlandse automobilisten gemiddeld 526 euro aan onderhoud en reparatie besteden. Hierin zijn naast de versleutelde onderdelen ook de uren opgenomen. 

In het onderzoek is de verkoop van slijtdelen, plaatwerk, motoren, transmissies, elektronische componenten, ruiten, chemische producten, olie, banden en lak meegenomen. Het gaat hierbij om de verkoop aan eindklanten exclusief arbeid en btw.

Nederland is een hoogvlieger in Europa, waar gemiddeld een omzetgroei van 1,9 procent werd gerealiseerd in 2013. In totaal bedroeg de Europese aftermarketomzet dat jaar 119 miljard euro.

Lichte daling in 2014
Ondanks dat het rapport ‘The Car Aftermarket in Europe 2014’ heet, zijn er nog geen resultaten over 2014 in terug te vinden. Volgens de onderzoekers zijn de cijfers over 2014 nog niet bij alle onderzochte bedrijven bekend. De verwachting op basis van de cijfers die ze al wel hebben, is een lichte daling.

Het volledige rapport is verkrijgbaar bij Wolk Aftersales Experts. Hierin wordt de aftermarket geanalyseerd van 34 Europese landen. Het is de derde keer dat het rapport verschijnt na de edities van 2009 en 2012.

LKQ/Sator-overname belangrijkste ontwikkeling
De Europese aftermarket is volgens Wolk verre van homogeen. Uit het rapport blijkt dat er negen landenclusters te onderscheiden zijn met grote onderlinge verschillen in omzetcijfers. Zo blijkt een automobilist in Scandinavië gemiddeld 588 euro per jaar uit te geven aan nieuwe auto-onderdelen tegenover 258 euro per jaar in Rusland.

De overname van grossiers door LKQ/Sator wordt in het rapport als een van de belangrijkste ontwikkelingen in de Europese aftermarket genoemd. Net als de overname van de Duitse grossiersgroep Trost door Wessels Müller en het meerderheidsbelang van concurrent Stahlgruber in PV Automotive.

Uit de aftersalesmonitor 2013 van Bovag en RAI Vereniging kwam destijds naar voren dat Nederlandse automobilisten gemiddeld 526 euro aan onderhoud en reparatie besteden. Hierin zijn naast de versleutelde onderdelen ook de uren opgenomen.